Het veld is over het algemeen gemaakt van kunstgras, maar in alle klasses kan het voorkomen dat een wedstrijd op een grasveld moet worden gespeeld. Er bestaan twee soorten kunstgrasvelden: watervelden en zandingestrooide velden. De zogenaamde semi-watervelden zijn daar nog een tussenvorm van.
Er is een verschil tussen het veld en het speelveld.
Speelveld: dat gedeelte van het veld, dat binnen de zijlijnen en de achterlijnen ligt, inclusief de lijnen zelf.
Veld: alles binnen de veldafrastering (het hek), inclusief de dug-outs en (uiteraard) het speelveld.
Het speelveld is rechthoekig, 91,4 meter lang en 55 meter breed. De grenzen zijn afgebakend met lijnen die 7,5 cm breed zijn. De lange lijnen heten zijlijnen en de korte lijnen achterlijnen. Het stuk tussen de doelpalen wordt doellijn genoemd. Op het speelveld zijn een middenlijn en twee 23-meter-lijnen aangebracht. Voor het midden van elk doel, op 6,4 meter afstand, bevindt zich een stip met een diameter van 15 centimeter. Hier wordt de strafbal genomen. Om het doel is een halve cirkel, die uit twee kwartcirkels bestaan met een straal van 14,63 meter en een recht stuk (voor het doel) van 3,66 meter. De speler mag alleen scoren als hij binnen die halve cirkel staat; een geheugensteuntje is de ABCD-regel: het is pas een doelpunt als de aanvaller de bal in de cirkel heeft aangeraakt en de bal in zijn geheel over de doellijn is gegaan.